Beeldstabilisatie | Modus 1, 2 of 3

maandag, 8 september 2025 (14:43) - EOSzine

In dit artikel:

Veel Canon L‑telelenzen (EF en RF) hebben een schakelaar om de beeldstabilisatie (IS) in drie verschillende modi te zetten. Canon ontwikkelde IS in de jaren ’90: gyroscopen in de lens meten handtrillingen en verplaatsen een speciale lensgroep om bewegingsonscherpte bij langere sluitertijden te compenseren, en zo stellen fotografen in staat scherp uit de hand te blijven werken en vloeiender te filmen.

De drie IS‑modi werken verschillend:
- Modus 1: bij half indrukken van de ontspanner draaien de gyroscopen en corrigeert de lens trillingen in alle richtingen. Dit is de algemene, standaardstand voor stilstaande onderwerpen.
- Modus 2: bedoeld voor meetrekken (panning). Hierbij wordt de correctie voor de horizontale richting uitgeschakeld zodat bewust horizontaal volgen van een bewegend onderwerp niet tegengewerkt wordt; verticale trillingen blijven wel gecorrigeerd.
- Modus 3: gedraagt zich technisch als modus 1, maar past de correctie alleen toe op het moment van belichten. Daardoor blijft het zoekerbeeld niet continu ‘geschud’, wat helpt bij het volgen van snelle en onvoorspelbare bewegingen.

Aanvullende zaken om te weten:
- Sommige lenzen hebben alleen een ON/OFF‑schakelaar en geen modusknop; zij of de camera detecteren dan zelf panning en schakelen in die richting uit. Voorbeelden zijn de RF 24‑105mm F4‑7.1 IS en RF 100‑400mm F5.6‑8 IS.
- Diverse Canon‑camera’s bieden een speciale Panning Scene Mode (onder andere EOS R6 Mark II, R8, R7, R50, R10, R100) die samenwerkt met compatibele lenzen.
- Bij gebruik van een statief is het doorgaans verstandig IS uit te schakelen; nieuwere systemen herkennen soms automatisch dat de camera vaststaat en de stabilisatie uitschakelen.

Kortom: kies modus 1 voor algemene handheld‑opnamen, modus 2 voor panning en modus 3 als je een ongestoord zoekerbeeld nodig hebt bij snelle bewegingen.